Hoorzitting Bijzondere COVID-Commissie van 23 april 2021
Geplaatst op 27 april, 2021 om 14:51Hieronder vindt u mijn uiteenzetting over het beleid en de aanpak van de COVID-Commissie op de hoorzitting van 23 april 2021 in de Kamer.
Voorzitter,
Collega’s,
Ik wil u eerst en vooral bedanken om zo grondig te werk te gaan. Het coronavirus heeft al onnoemelijk veel leed veroorzaakt, rechtstreeks door ons te treffen op onze belangrijkste plek: onze gezondheid, maar ook onrechtstreeks door de ingrijpende maatregelen die we als maatschappij moeten treffen en de zware gevolgen die die hebben voor ons allemaal. We zijn het aan onszelf verplicht om deze hele crisis te doorspitten en er elke les uit te trekken die we kunnen.
Dit is een pandemie van een ongeziene omvang. Al bijna anderhalf jaar beleven we een scenario dat tot voor kort enkel cineasten zich konden inbeelden. Een paar maanden geleden hoopte ik dat de crisis volledig achter de rug zou liggen op het moment van deze zitting. Helaas is dat niet het geval, verre van zelfs. Om een definitief bilan op te maken, zitten we er dan ook nog te diep in. Maar we kunnen wel al bepaalde lessen trekken. Het werk in deze bijzondere commissie is in dat opzicht heel erg belangrijk.
Zijn er fouten gemaakt? Natuurlijk, we hebben allemáál fouten gemaakt. Van Boris Johnson tot zelfs de oerdegelijke Angela Merkel. Natuurlijk heb ik ook fouten gemaakt, en die wil ik hier samen met u ontleden. Dat is absoluut noodzakelijk als we ons beter willen voorbereiden op de toekomst.
Ik weet dat sommigen hier met geslepen messen klaarstaan, en eerlijk waar, ik vind dat oké. Dat is uw recht. Tezelfdertijd is het uw plicht om de analyse correct te maken. Kritiek mag, meer zelfs, kritiek moet. Maar ik wil mijn beslissingen wel verantwoorden. Ik vraag ook om elke beslissing te beoordelen in de context van wat toen geweten was. Anders trappen we in de val van hindsight (ˈhaɪn(d)ˌsaɪt/) bias, en daarmee komen we nergens. We zijn het als parlement aan de mensen verplicht om beter te doen dan de lottocijfers van vorige week te voorspellen. Want daar wint niemand bij.
Om de juiste lessen uit deze crisis te trekken, zullen we eerst en vooral een duidelijk onderscheid moeten maken tussen
- fouten die we hadden kunnen en moeten vermijden, aan de ene kant,
- en beslissingen die in eer en geweten zijn genomen maar die achteraf fout bleken te zijn, aan de andere kant.
De beschikbare (wetenschappelijke) kennis moet daarbij het ijkpunt zijn. In het begin wisten we helemaal niets van het virus en was het quasi blind varen. Om toch een houvast te hebben, heb ik mijn beleid als minister van Volksgezondheid gebaseerd op de wetenschappelijke kennis van het moment. Meer konden we ook niet doen.
Beetje bij beetje hebben we kennis opgedaan over het virus, en dat proces is nog altijd aan de gang. Dankzij die opbouw van kennis kunnen we steeds gerichter sturen en zullen we het virus uiteindelijk onder controle krijgen. Maar we zijn er nog niet, dat is duidelijk.
- Maandenlang hebben we gedacht dat het virus zich in Europa heeft verspreid via de skigebieden in Noord-Italië, maar intussen is er steeds meer info die wijst naar het Oostenrijkse skigebied Ischgl als het “Wuhan van Europa”. Om maar te zeggen de waarheid van gisteren er vandaag helemaal anders uit kan zien in deze crisis.
- Nederland en het Verenigd Koninkrijk wilden in het begin, toen er nog lang geen vaccin in zicht was, groepsimmuniteit opbouwen door het virus te laten circuleren bij de fittere bevolking. Maar daar zijn ze na een tijd allebei van afgestapt. Dat is geen kritiek op Nederland en het VK. Ze volgden het advies van zeer verstandige experten. Ik haal dit voorbeeld enkel aan om te tonen hoe moeilijk het varen is zonder kaart.
- Een ander voorbeeld is Zweden, dat een zeer tolerant beleid voerde en dacht de verspreiding van het virus te kunnen vermijden dankzij de discipline van de bevolking. Uiteindelijk zijn er veel mensen gestorven aan de gevolgen van het virus en heeft de Zweedse overheid toch een lockdown moeten invoeren.
- We hebben zeer lang gedacht dat het virus zich makkelijk verspreidde via contactoppervlakken (zoals boeken). Dat heeft wekenlang voor paniek gezorgd, maar ook dat inzicht lijkt intussen achterhaald.
- Hetzelfde voor aerosolen. In het begin dachten we dat het virus zich enkel via grote druppels verspreidde, wat de basis vormde voor de “anderhalvemeterregel”. Beetje bij beetje werd echter duidelijk dat ook aerosolen in slechte verluchte ruimtes een belangrijke rol speelden.
- Een ander voorbeeld van de wisselende inzichten is de rol van kinderen bij de verspreiding van het virus. Kinderen waren nu weer wel een belangrijke verspreider, dan weer niet.
Wetenschappelijke vooruitgang volgt normaal gezien het ritme van de processie van Echternach, maar nu moest alles aan het tempo van een 100m sprint gaan. Dan is het onvermijdelijk dat je onderweg struikelt.
Voor de virologen en epidemiologen die advies gaven was en is dat trouwens lang niet altijd gemakkelijk. Normaal gezien krijgen ze de tijd om alles te wikken en wegen, gegevens te verzamelen, hypotheses daaraan te toetsen en bij te sturen, enz., om uiteindelijk tot een geconsolideerd advies te komen. Nu was die tijd er niet en moesten ze vaak advies geven op basis van in het beste geval halve informatie.
Wie een standpunt inneemt, weet dat hij of zij daar later publiek op afgerekend kan worden. Als politicus behoort zoiets tot je rol, als wetenschapper niet. Ik wil dan ook expliciet alle wetenschappers bedanken die buiten hun comfortzone zijn getreden om ons te helpen. Ze worden daar soms zeer hard voor aangepakt, en dat is totaal ongepast. De duur van deze crisis doet frustraties toenemen, en dat begrijp ik, maar de laatste op wie we die frustraties mogen afreageren, zijn de wetenschappers die al sinds begin vorig jaar elk uur van elke dag bezig zijn met dit virus.
Collega’s,
We moeten eerlijk zijn met onszelf: corona heeft ons allemaal verrast. Het virus heeft niet zomaar één gemeente, provincie, land of zelfs continent verrast, maar de hele wereld. Eind 2019 werd het coronavirus voor het eerst vastgesteld bij mensen in Wuhan. Straks zijn we anderhalf jaar later en als we heel eerlijk zijn, moeten we toegeven dat we het nog altijd niet onder controle hebben. Ik ben hoopvol voor de toekomst, maar ik denk dat niemand van ons zal durven te voorspellen wat ons eerst nog allemaal te wachten staat.
Samen met andere democratieën worstelt België nog steeds met het evenwicht tussen het zoveel mogelijk indijken van nieuwe besmettingen en het respect voor onze vrijheden die we tot voor kort vanzelfsprekend vonden.
Overal in Europa zien we een soort jojobeweging tussen de vrees dat onze ziekenhuizen overspoeld zullen geraken en de wens om opnieuw normaal te kunnen leven. Sommige mensen neigen daarbij meer naar de ene kant, anderen naar de andere kant, nog anderen worden continu heen en weer geslingerd tussen verschillende posities. Overheden nemen intussen beslissingen op basis van zo objectief mogelijke gronden. Maar de vraag blijft sluimeren: zitten we wel op het juiste spoor?
Daar een definitief antwoord op formuleren is vandaag nog niet mogelijk en ook niet wenselijk, want dan dreigen we voorbarige conclusies te trekken. Maar dat mag ons niet tegenhouden om nu al de lessen op te lijsten die we wél al hebben kunnen leren. En dat is exact wat deze commissie zich als doel heeft gesteld. Om ons beter te wapenen met het oog op de toekomst, moeten we oplijsten wat er niet én wat er wel goed ging.
De grote uitdaging zal zijn om tot een oplossingsgericht plan te komen dat concrete handvatten biedt voor beleid maar dat anderzijds ook voldoende generiek is om voorbereid te zijn op verschillende soorten crisissen. Vandaag strijden we tegen een luchtwegvirus, de volgende crisis gaat misschien over een totaal ander virus, een kernramp, een wereldwijde energieschaarste of om iets dat we ons vandaag nog niet kunnen voorstellen. (Net zoals niemand van ons zich de coronacrisis anderhalf jaar geleden kon voorstellen.) We mogen dus niet de fout maken door ons blind te staren op wat we nu nodig hebben in de strijd tegen het coronavirus, want een volgende crisis vraagt misschien een totaal andere verdediging.
Welke lessen hebben we tot nu toe al kunnen leren?
- Eerst en vooral heeft deze crisis getoond dat de institutionele organisatie van ons land een snel en coherent optreden heel moeilijk maakt.
De bevoegdheden rond gezondheid zijn veel te versnipperd in België. Ik heb dat meer dan één keer aangekaart toen ik minister van Volksgezondheid was, hier en in de pers. En dat naar aanleiding van verschillende onderwerpen: ziekenhuizen, kinderpsychiatrie, de maximumfactuur, het evenwicht tussen preventieve en curatieve tandzorg, noem maar op.
Sommigen waren het daarmee eens, anderen niet. Maar tot een echt politiek debat is het nooit gekomen. Het is duidelijk dat in “vredestijd” de maatschappelijke urgentie ontbrak om echt over hervormingen te spreken. Ik hoop dat dat draagvlak er nu wel is.
Kordaat en coherent optreden in een crisis van deze omvang lukt gewoonweg niet met de huidige versnipperde bevoegdheidsverdeling. Ik denk dat iedereen dat nu moet beamen. En laat dat net twee cruciale factoren zijn om een uitbraak zoals die van het coronavirus snel onder controle te krijgen.
Bij het begin van de crisis waren er beleidsniveaus die vonden dat de coronacrisis een “federaal” probleem was, terwijl een zeer belangrijk deel van de relevante bevoegdheden net bij hen lag. Anderen dachten dan weer dat ze het wel op hun eentje konden oplossen, zonder hulp van andere niveaus. In de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid hebben we uren en uren tijd verloren om iedereen te laten begrijpen wat hij of zij nu wel of niet kon en moest doen. Onder anderen Pedro Facon heeft u daar in deze commissie over verteld.
Om u een voorbeeld te geven: in de Risk Management Group vonden lange discussies plaats over de prioritaire doelgroepen voor het beschermingsmateriaal. Discussies die nog eens overgedaan moesten worden in de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid. In volle crisis gingen uren en uren verloren om de violen interfederaal te stemmen: van maart tot en met augustus 2020 nam ik deel aan 27 (!) vergaderingen van de IMC en aan 20 (!) Overlegcomités.
De organisatie met acht ministers van Volksgezondheid maakt het heel moeilijk om snel beslissingen te nemen. Daar komt nog bij dat er géén hiërarchie is. In tegenstelling tot wat sommigen denken, heeft de federale overheid niet meer te zeggen dan de gemeenschappen. Met wat ik heb gezien, ben ik ervan overtuigd dat die situatie in crisistijd niet werkbaar is. De deelstaten hebben zelfs op verschillende momenten letterlijk gevraagd aan de federale overheid om hun bevoegdheid over te nemen op bepaalde punten! Dat moet ons aan het nadenken zetten. Eenheid van commando en snelheid van beslissingen zijn van cruciaal belang in een crisis van deze omvang. Dus moeten we nadenken hoe we wél voor een hiërarchie kunnen zorgen in omstandigheden zoals vandaag.
Uw collega’s in de deelstaatparlementen hebben al de vinger gelegd op een ander, zeer concreet gevolg van de opeenvolgende staatshervormingen: bij de overheveling naar de deelstaten is het aspect “zorg” voor een stuk verdwenen uit de ouderenzorg. Dat is in deze crisis zeer duidelijk geworden. Zo was er onvoldoende vertrouwdheid met infectiebeheersing en -preventie, cohortering, etc. in de ouderenzorg. Dat is allerminst een verwijt naar de mensen in die sector, zij hebben zich werkelijk uit de naad gewerkt, bovendien in extreem moeilijke omstandigheden. Maar het toont wel dat er iets serieus fout is gelopen bij de overheveling van ouderenzorg naar de deelstaten.
Toch wil ik ook iets positiefs aanstippen. De complexe bevoegdheidsverdeling helpt ons zeker niet bij de aanpak van de crisis en het heeft heel veel tijd en moeite gekost om interfederaal tot beslissingen te komen – ik vermoed dat dat nog steeds zo is. Maar ondanks alle belemmeringen kwamen die interfederale beslissingen er wel. Dat was enkel mogelijk dankzij de wil van iedereen om zo goed mogelijk samen te werken. Daar wil ik mijn collega’s van de deelstaten voor bedanken.
- Een tweede les is dat ons wetgevend kader en onze architectuur voor crisisbeheersing niet zijn ontworpen voor een langdurige globale
We hebben structuren en wetten die ons helpen om te gaan met crisissen. Góede structuren en wetten. Maar die zijn zo goed als volledig afgestemd op kortdurende crisissen, waarbij alles erop is afgestemd om zo snel mogelijk terug te keren naar normaal. Bij de coronapandemie willen we dat natuurlijk ook, maar we hebben ons er wel moeten bij neerleggen dat de crisis voor langere tijd onze manier van leven is geworden. En dat vraagt een totaal andere aanpak. Expertise daarrond ontbraken we. Datzelfde zie je trouwens over de hele wereld.
We moeten daar lessen uit trekken.
Zo moeten we verduidelijken op basis van welke criteria en vanaf welk moment een sanitaire crisis beschouwd kan worden als een totale crisis en hoe het sanitaire crisisbeheer vloeiender kan overgaan in globaal crisisbeheer. Bij dit laatste komt meer handhaving kijken, en een grotere rol voor bijvoorbeeld de gouverneurs.
We moeten ook bekijken hoe we beter rekening kunnen houden met de langetermijngevolgen van de maatregelen en de communicatie daarover. In een acute crisis kan je als overheid op korte termijn uitzonderlijke maatregelen nemen. Mensen aanvaarden die omdat ze zo snel mogelijk terug willen kunnen naar een “normale” situatie.
In deze crisis zijn er ook uitzonderlijke maatregelen nodig – in extreme mate zelfs, bijna niemand van ons heeft ooit al zoveel vrijheden moeten opgeven als nu – maar het tijdsperspectief is helemaal anders. Van snel “back to normal” is helemaal geen sprake, we zitten nu al bijna anderhalf jaar in deze situatie. Dat betekent dat je niet zomaar op dezelfde manier maatregelen kan treffen en communiceren, je moet rekening houden met totaal andere inzichten, bijv. op het vlak van gedragspsychologie en crisiscommunicatie.
- Een derde les die ik heb geleerd is dat de overheid onvoldoende een cultuur van “crisismanagement” heeft ontwikkeld.
Een voorbeeld daarvan is wat er in het begin is gebeurd met de mondmaskers en ander beschermingsmateriaal. In een compleet ontregelde markt hebben we als overheid buiten de klassieke aanbestedingsprocedures beschermingsmateriaal besteld. Dat was nodig, want de normale procedures nemen enorm veel tijd in beslag, tijd die er in volle crisis helemaal niet is. Tot op zekere hoogte heeft de aanpak gewerkt, maar we zijn ook uitgekomen bij bedrijven die onvoldoende gespecialiseerd waren of die niet de vereiste kwaliteit konden leveren. Met het op kruissnelheid komen van de taskforce shortages zijn die problemen gelukkig verdwenen.
Die hele ervaring toont dat we in crisistijd andere instrumenten nodig hebben. De klassieke aanbestedingsprocedures zijn op zo’n moment onbruikbaar, want ze laten niet toe om voldoende snel te schakelen. Maar je hebt wel een kader nodig om de toestanden die we in het begin hebben meegemaakt te voorkomen.
Hetzelfde geldt voor interfederale afspraken, waar we in volle pandemie loodzware samenwerkingsakkoorden voor moesten afsluiten. Philippe De Backer heeft het met u al gehad over het akkoord rond de contacttracing. Dat is een bevoegdheid van de deelstaten maar in volle crisis is daar nog enorm lang onderhandeld over moeten worden om de violen gelijk te stemmen.
- Het heeft een maand geduurd om een groep rond testing & tracing op te zetten binnen de IMC Volksgezondheid.
- Van in het begin heeft collega De Backer daar aangedrongen om zo snel mogelijk te starten met contacttracing.
- Uiteindelijk is het interfederaal comité testing & tracing formeel opgericht op 21 april, met aan het hoofd Karine Moykens.
- Begin mei is ons land effectief van start gegaan met testing & tracing.
- En na een opstartweek kwam het proces vanaf 11 mei echt op gang.
Uiteindelijk heeft Karine Moykens als voorzitter van het Interfederaal Comité Testing & Tracing fantastisch werk verzet (nog altijd), maar het heeft te lang geduurd vooraleer ze vol van start kon gaan. Veel te lang.
Wellicht moeten we ook in de organisatie van onze overheidsdiensten een belangrijkere plaats geven aan kennis, vaardigheden en training inzake crisisbeheer. Niet in de vorm van een “passieve” cel die niets om handen heeft buiten tijden van crisis. Zoiets is een verkwisting van mensen en middelen en de lange periodes van inactiviteit zorgen onvermijdelijk voor een verslapte aandacht en een verlies aan skills. Ik zie meer heil in een gedecentraliseerd leger met specialisten die in normale tijden aan de slag zijn op het terrein (bijv. in de ziekenhuizen, de woonzorgcentra, de administraties, etc.) en in crisistijd zeer snel samenkomen in een sterk en competent netwerk.
- Een vierde les draait rond de manier waarop we sinds jaar en dag het budget onder controle houden in ons land. De grenzen van de lineaire besparingen zijn bereikt.
Versta me niet verkeerd: het budget goed beheren is een cruciale taak voor de overheid. De hervormingen die ik op Volksgezondheid heb doorgevoerd waren er precies op gericht de beschikbare middelen nog beter te kunnen besteden om in de best mogelijke zorg te blijven voorzien. Denk aan de aanpassingen aan de financiering van de ziekenhuizen, aan de oprichting van de ziekenhuisnetwerken of aan de fusie van CODA-CERVA en WIV tot Sciensano.
Die hervormingen hebben ook meteen dubbel en dik hun nut bewezen in deze crisis. Denk maar aan de ziekenhuisnetwerken die geholpen hebben om het aantal patiënten regionaal te spreiden of aan Sciensano dat dankzij de versterking een zeer belangrijke rol heeft gespeeld en nog altijd speelt in het in kaart brengen van de pandemie in ons land.
Aan de andere kant hebben de regeringen sinds 2003, inclusief de regeringen waar ik in zat, ook heel wat lineaire besparingen doorgevoerd. Open Vld, MR, sp.a-Spirit, PS, CD&V, cdH, N-VA: we hebben op dat vlak allemaal de fout gemaakt om met de kaasschaaf overal een beetje te besparen om zo niemand te erg te raken. Die strategie valt in bepaalde mate te begrijpen, maar het grote probleem is dat je op die manier belangrijke keuzes voor je uitschuift als overheid: waarin gaan we wel investeren en waarin niet? Essentiële investeringsdomeinen worden op die manier beetje bij beetje uitgehold, tot je eindigt met brokkelbruggen, instortende tunnels maar bijv. ook met een dienst Public Health Emergencies (vergelijk het met de pandemiebrandweer) op de FOD Volksgezondheid die onderbemand was bij het begin van de crisis.
Ik was niet altijd opgezet met bepaalde budgettaire beslissingen en dat heb ik ook geregeld duidelijk gezegd. Maar uiteindelijk heb ik de afspraken steeds loyaal uitgevoerd en ben ik mee verantwoordelijk. Lineair besparen is op korte termijn misschien de weg van de minste weerstand, maar vroeg of laat bots je ermee op limieten.
Ik ben ervan overtuigd dat dit het uitgelezen moment is om die gewoonte in vraag te stellen. Daarmee zeg ik niet dat we niet meer moeten besparen. Wel dat áls we besparen, we dat steeds gericht moeten doen. Niet zomaar overal een beetje middelen weghalen, wel altijd een grondige analyse maken van het terrein en enkel besparen waar dat mogelijk is.
- We moeten een roterende strategische stock aan persoonlijk beschermingsmateriaal, geneesmiddelen en ander medisch materiaal hebben voor die domeinen waar bij een gezondheidscrisis schaarste kan optreden.
De strategische stock aan mondmaskers was niet meer bruikbaar. Toen ik minister werd, kreeg ik inspectieverslagen en adviezen van mijn diensten die duidelijk waren: de stock werd al jaren in niet optimale omstandigheden bewaard. Daardoor waren de veiligheid en het beschermende karakter van het materiaal niet langer gegarandeerd. Ik weet het, in de Panoreportage werden maskers uit die stock getest en goed bevonden. Maar niemand zegt erbij dat die dozen hoogst waarschijnlijk niet al die jaren in de bewuste hangars hebben gelegen. En dat is cruciaal, want het zijn net de omstandigheden in die hangars die de voorraad onbruikbaar hebben gemaakt. De bestaande voorraad laten vernietigen was dan ook de enige juiste beslissing.
Maar, en daar wil ik ook eerlijk over zijn, het was een fout om ze niet onmiddellijk weer aan te vullen.
Ik had daar goede redenen voor: ik wou komaf maken met statische stocks die in een loods stof liggen te vergaren tot ze hun maximale houdbaarheid bereiken en moeten worden vernietigd. Zoals dat bijvoorbeeld is gebeurd met de voorraden die zijn aangelegd bij de uitbraak van ebola.
Ik vroeg mijn diensten daarom om een rollende, gedecentraliseerde stock op te bouwen. Wat bedoel ik daarmee: een voorraad die al verdeeld was op het terrein en daar ook effectief gebruikt werd. Bij elk verbruik, zouden de instellingen de stock stelselmatig opnieuw aanzuiveren en daar ook de nodige middelen voor krijgen. Op die manier los je twee belangrijke problemen op: je vermijdt dat een grote voorraad in een keer vernietigd moet worden omdat hij “over datum” is en twee, je vermijdt de stockageproblemen die zich voordoen als je een gigantische voorraad op één plaats wil onderbrengen.
Maar dat is duidelijk geworden: die oefening maak je niet in één-twee-drie. Zeker niet als de bevoegde dienst Public Health Emergencies slechts beperkt bestaft is.
Le mieux est l’ennemi du bien: ik had een nieuwe statische stock moeten aanleggen en parallel het plan voor een rollende stock moeten laten uitwerken. Nu kwam corona er voor dat plan af was.
De onzekerheid over de beschikbaarheid van beschermingsmateriaal heeft in die eerste weken bij zorgverstrekkers, die al onder zware druk stonden, bijkomende stress veroorzaakt. Dat had anders gekund en gemoeten. Ik ben Philippe De Backer daarom dankbaar dat hij de taak op zich wilde nemen om de aanvoer van schaars medisch materiaal te coördineren. Hij is er vrij snel in geslaagd om voorraden in te slaan, en dat terwijl de internationale markt van beschermingsmateriaal nochtans zwaar verstoord was. De hele wereld was op hetzelfde aan het jagen en dat zorgde voor hallucinante situaties. Sommige landen sloten hun grenzen voor de export van beschermingsmateriaal (op een moment dat we in België geen productie hadden…) en er waren zelfs landen die ladingen van ander landen overkochten op de tarmac…
Gelukkig hebben de mensen in de zorgsector het hoofd koel gehouden: ze hebben in die eerste dagen van grote nood gezocht naar oplossingen en elkaar solidair geholpen. Ja, er was een groot probleem, dat was voor iedereen duidelijk. Maar door de handen uit de mouwen en niet te klagen, hebben de zorgverleners op het terrein de eerste schokgolf die door ons land ging kunnen opvangen. Daar heb ik enorm veel respect voor.
- De nood aan meer en vooral slimmere digitalisering in de gezondheidszorg is een zesde les die ik onthoud.
In het begin leek België het kneusje van Europa, doordat de cijfers hier veel hoger lagen dan in andere landen. Beetje bij beetje keerde dat beeld, en intussen is het duidelijk dat de lagere cijfers in andere landen voor een groot stuk te wijten waren aan minder strikte datanormen. Wij hebben van in het begin gekozen om zo precies mogelijk te registreren. Het slechte figuur dat ons land kon slaan was voor ons niet van tel. We waren enkel en alleen geïnteresseerd in een zo precies mogelijk beeld van het aantal besmettingen in ons land. Andere landen zijn uiteindelijk ook “op zijn Belgisch” gaan registreren. En na de eerdere kritiek kregen wij plots lof om onze uitgebreide dataverzameling en de openheid waarmee we met onze data omgaan. Daar mogen we terecht trots op zijn.
Toch ben ik er zeker van dat we beter kunnen, vooral als het gaat over de methode van dataverzameling. Neem het voorbeeld van de cijfers in de ziekenhuizen. De hospital & transport surge capacity, de ziekenhuizen zelf en de ziekenhuiskoepels hebben bovenmenselijk werk geleverd om die cijfers dag na dag, meestal zelfs meerdere keren per dag aan te leveren. Daar zijn uren en uren werk in gekropen, van personeel in de ziekenhuizen en de gezondheidsadministraties. Ziekenhuizen verzamelden de gegevens, aggregeerden ze en goten ze in Excel-sheets. Die sheets stuurden ze door naar de administraties, die de geaggregeerde data samenbrachten en verwerkten.
Door de enorme tijds- en werkdruk tout court gebeurde er af en toe een foutje – dat is onvermijdelijk – maar het was een echt titanenwerk en het werd verzet. Ik heb gezien hoeveel stress er bij die dagelijkse meetings kwam kijken en kan alleen maar zeggen: chapeau voor iedereen die dat proces in goede banen heeft helpen leiden.
Toch moet dat titanenwerk ons ook aan het denken zetten. Technisch is het perfect mogelijk om de gegevens elke dag, meer zelfs, quasi continu, digitaal door te sturen vanuit de ziekenhuizen naar een overkoepelende datawarroom van de overheid, in de vorm van een gedecentraliseerd kruispuntmodel. Dat kost een computer 2 seconden tijd, terwijl daar nu tientallen mensen elke dag uren mee bezig waren. Ziekenhuizen hébben de systemen om data in bulk door te sturen ook. Ze gebruiken die om te communiceren met andere actoren in de gezondheidszorg, bijv. met klinische labo’s. Maar met de overheid ontbreekt die lijn tot op vandaag.
Stel je eens voor hoeveel winst we op die manier kunnen boeken.
- We zouden enorm veel werkuren uitsparen, tijd die we kunnen investeren om oplossingen te vinden voor ándere belangrijke problemen.
- In plaats van de coronacijfers in elk ziekenhuis apart te aggregeren, zou dat met zo’n aanpak ineens kunnen.
- Dat is veel efficiënter – in plaats van aggregaties op meer dan 100 plaatsen moet dat maar één keer meer gebeuren.
- Automatisch leidt dat tot minder fouten.
- En zeer belangrijk: als je de ruwe gegevens samenbrengt in een datawarroom, kan je van daaruit ook ándere analyses maken en bijkomende lessen trekken uit de data. Iets wat nu niet of zeer moeilijk lukte doordat het al over geaggregeerde gegevens ging.
Wordt de overheid zo geen Big Brother? Helemaal niet! Dat zal de eerste kritiek zijn die je hoort en ik zie er nu al een paar bij wie die vraag op de lippen brandt. Maar je kan ruwe data perfect veilig doorsturen, zonder dat de overheid ook maar één moment aan persoonsgevoelige informatie kan. Wat ze ook probeert.
Misschien wel de belangrijkste rem op slimme digitalisering is de verspreiding van dat soort foute informatie, genre “de overheid gebruikt de crisis om burgers te bespioneren.” Je kan het vergelijken met de foute en vaak ronduit gevaarlijke informatie die circuleert over vaccins. Let wel, ik vind het gezond dat burgers die vragen stellen. Maar we hebben mensen nodig die ze correct en duidelijk beantwoorden en burgers overtuigen van de meerwaarde van slimme digitale oplossingen in plaats van er hen angst voor in te boezemen.
Daar moeten we absoluut verandering in brengen. België is een “health tech”-land: we produceren enorm veel goede digitale zorgtoepassingen. Alleen worden die vaak op heel veel plaatsen in de wereld gebruikt, behalve hier. We hebben alles om van ons land een echte digital health valley te maken, maar dan moeten we met de overheid stappen vooruit zetten en onze administraties versterken met digital minds die ons daarbij kunnen helpen. De nauwere samenwerking tussen drie van onze belangrijkste gezondheidsadministraties (Riziv, FOD VG en FAGG) is daar misschien wel het ideale moment voor.
Vandaag is er heel veel goede wil en ook wel heel wat expertise rond digital health aanwezig in de overheid. Maar te vaak botsen mensen nog op verouderde regels, schotten tussen administraties en andere bevoegdheidsverdelingkwesties. In 2018 hebben we het interadministratieve initiatief #dataforbetterhealth gelanceerd om het slim gebruik van data in de gezondheidszorg naar een hoger niveau te tillen. Maar we moeten eerlijk zijn: dat initiatief wordt nog te veel gezien als een extraatje, niet als iets essentieel. Het stond en staat nog niet ver genoeg om tijdens de coronacrisis al een verschil te maken. Het is aan ons allemaal om te zorgen dat daar nu verandering in komt.
Data zijn het nieuwe goud, hoor je tegenwoordig wel vaker. Maar met gegevens op zich ben je niets. Het komt erop aan om ze slim te gebruiken. Dán pas kan je spreken van #dataforbetterhealth.
- Een volgende les die we absoluut moet trekken heeft opnieuw te maken met de organisatie, maar dan op Europees niveau. We kunnen ons een onmachtige Europese Unie niet permitteren.
Op papier is de Europese Unie een perfect vehikel om je als groep landen beter te wapenen tegen crisissen van deze omvang. Je kan op dat niveau zaken realiseren die individuele landen onmogelijk kunnen, zeker kleine landen zoals het onze niet. Helaas heeft Europa die meerwaarde niet kunnen tonen in de praktijk. Ik zeg “niet kunnen”, want het zou niet fair zijn om de schuld zomaar in de schoenen van de EU te schuiven. Net zoals op nationaal niveau zijn er ook op Europees niveau problemen op het vlak van bevoegdheidsverdeling. Europa had geen of te weinig zeggenschap om een verschil te maken op domeinen in deze gezondheidscrisis, domeinen waarvoor Europa nochtans het perfecte instrument was.
Er zijn nochtans heel wat mogelijke voordelen, zeker voor een kleine lidstaat als de onze:
- Beschermingsmateriaal: al in 2014-2015, lang voor er van corona sprake was, hadden we ons met België geëngageerd voor een joint procurement via de Europese Commissie voor de bestelling van beschermingsmateriaal. Maar die procedure is uiteindelijk vastgelopen omdat het opzet van de Commissie te log was. Nochtans hadden we veel sterker gestaan als we in groep beschermingsmateriaal hadden aangekocht. Nu was het ieder voor zich. Bestellingen van Belgische ziekenhuizen bleken geblokkeerd in andere Europese lidstaten waar men in zeven haasten een uitvoerverbod had uitgevaardigd. Wat daar is gebeurd, was vaak echt beschamend. Ik heb het als één van de eersten aangekaart in de Europese EPSCO-ministerraad.
- Idem voor vaccins: terwijl Europa samen met de lidstaten een gezamenlijke aanpak uitwerkte, besloten sommige landen om toch soloslim te spelen omdat ze dachten er persoonlijk voordeel uit te halen. Om op het moment dat ze vaststelden dat dat niet zou lukken, sloten ze toch terug bij de gezamenlijke aanpak aan.
- Dat elk land een eigen beleid voerde en voert om het virus terug te dringen, valt tot op zeker niveau te begrijpen. Maar het is een gemiste kans dat de EU zeker in het begin geen poging ondernam om alles op zijn minst een beetje op elkaar af te stemmen. Sommige zaken, zoals de regels rond quarantaine en social distancing, hadden we van in het begin trouwens sowieso veel beter op EU-niveau beslist.
- Je zou perfect een piekcapaciteit voor intensieve zorg kunnen poolen tussen Europese landen, wetende dat de piek in verschillende landen op verschillende momenten komt. Maar ook dat is niet gebeurd. Nochtans is dat mogelijk, kijk bijv. naar de manier waarop B-Fast wordt ingezet bij internationale rampen.
Het zijn stuk voor stuk “acute problemen” waar we structurele lessen uit kunnen trekken. Voor volgende crisissen, maar ook voor periodes buiten een crisis. Er werd wel samengewerkt tussen lidstaten, maar doordat Europa te zwak stond en er op voorhand geen duidelijke afspraken waren, gebeurde dat ad hoc en grotendeels achter de schermen. Landen onderhandelden één op één met elkaar, vaak ook achter elkaars rug. Veel van de samenwerking kwam neer op diplomatiek getouwtrek, terwijl je in een situatie zoals deze duidelijke afspraken en absolute transparantie nodig hebt om elkaar optimaal te kunnen helpen.
Met België zijn we daar al langer van overtuigd, voor een stuk natuurlijk omdat we een kleine lidstaat zijn. Daarom hebben we de voorbije legislatuur bijv. hard ingezet op Europese samenwerking rond het geneesmiddelenbeleid. Intussen telt ons samenwerkingsverband vijf landen, met naast België ook Nederland, Luxemburg, Oostenrijk en Ierland.
Is deze crisis niet hét moment voor Europa om dat soort bottom-up samenwerkingsinitiatieven te omarmen en te bekijken hoe we dat voor heel de EU kunnen organiseren? Na deze crisis moeten we met Europa ons afvragen: waar willen we naartoe met de EU?
Tot zover de lessen die ik op dit moment heb opgelijst.
Ik zetel momenteel ook in de pan-Europese commissie voor Gezondheid en Duurzame Ontwikkeling onder leiding van Mario Monti, voormalig Europees commissaris. Het initiatief kadert binnen WHO Europe. Die commissie heeft als opdracht na te gaan hoe we uit de huidige crisis kunnen opstaan én hoe we onze regio beter kunnen beschermen tegen bedreigingen zoals een pandemie. De focus ligt daarbij niet alleen een veerkrachtig gezondheidszorgsysteem maar ook op een sterk welzijnsbeleid en een stevige sociale bescherming.
De commissie zal aanbevelingen doen op het vlak van:
- De implementatie van gezondheidszorg op basis van het ‘one health’-principe (meer aandacht voor de samenhang tussen de gezondheid van mensen en die van dieren)
- Aandacht voor de toegang tot de gezondheidszorg, met een bijzondere focus op de inclusie van kwetsbare groepen
- Streven naar een duurzaam internationaal financieel systeem
- Het realiseren van globale publieke goederen die bijdragen aan een duurzame gezondheid
- Versterken van innovatie in de gezondheidszorg, inclusief digitalisatie en publiek-private samenwerkingen
Ik zal de tussentijdse conclusies van deze commissie zeker aan het secretariaat van de Kamer overmaken.
Er zijn heel veel lessen te leren, zowel in eigen land als op Europees en internationaal vlak. Dat mag ons niet doen vergeten dat er ook heel wat positieve zaken zijn gebeurd.
- Onze ziekenhuiscapaciteit, waaronder de capaciteit Intensieve Zorgen, is sterk uitgebouwd naar internationale normen. (Wat men ook moge beweren over de vermeende impact van besparingen: we raakten niet aan de beschikbare capaciteit). Ze werd bij het begin van de crisis ook nog eens heel snel opgeschaald. Het distributieplan werkte, zodat ziekenhuizen niet tegen hun plafond botsten. De noodplanning van de ziekenhuizen, die we in 2016 na de aanslagen in Brussel nog hebben aangescherpt, bleek op punt te staan. Onze zorg heeft nooit patiënten moeten opgeven die in andere omstandigheden behandeld zouden kunnen worden, zoals bv Italië.
- Onze zorg heeft mede standgehouden dankzij het feit dat we snel genoeg verregaande maatregelen hebben getroffen, zoals de eerste lockdown. Maar maatregelen nemen is één ding, hun impact een ander. De Belgen hebben zich op een indrukwekkende manier aan de beperkingen van de verplaatsingen en de contacten gehouden. Zo blijkt ook uit analyse van de mobiele data.
- Het was soms moeilijk om beslissingen te nemen, onder andere door de ingewikkelde structuren in ons land. Maar bij onze overheidsdiensten werd en wordt keihard gewerkt om desondanks zo snel mogelijk greep op de crisis te krijgen. Vele ambtenaren en diensten hebben zichzelf overstegen de voorbije maanden.
- Vaccins zijn in een recordtempo ontwikkeld. Normaal gezien duurt het 4 tot 20 jaar om een conventioneel vaccin te ontwikkelen. Nu hebben wetenschappers en de farmaceutische industrie een nieuwe techniek (mRNA) in recordtempo van 11 maanden “marktklaar” gekregen. Dat was natuurlijk enkel mogelijk omdat er al veel werk was gedaan (rond de techniek in se), maar het blijft een fantastische prestatie. Dat soort zaken waarvan we hebben bewezen dat ze mogelijk zijn, moeten we absoluut meenemen naar de toekomst van geneesmiddelenonderzoek. Ze moeten straks deel gaan uitmaken van het nieuwe normaal. Als je weet dat met de mRNA-techniek er straks ook vaccins tegen bepaalde hartkwalen (regeneratie van hartspier) ontwikkeld zouden kunnen worden, gepersonaliseerde kankervaccins die het immuunsysteem wekken, betere griepvaccins die jaren effectief zijn, vaccin tegen hiv, enzovoort, moeten we ons afvragen hoe we die innovatie sneller tot bij de patiënt kunnen krijgen. Zoals in de coronacrisis ook is gebeurd.
- De samenleving heeft een nooit geziene solidariteit getoond met ouderen, kwetsbaren en mensen in de zorgsector. Daar moeten we nu op voortbouwen om die sector te versterken. Ik heb het daarnet gehad over fundamentele keuzes die overheden vaak voor zich uitschuiven door de kaasschaafmethode te gebruiken. Wel, als er iets duidelijk is, dan denk ik wel dat het is dat er een groot draagvlak is om van investeringen in gezondheids- en ouderenzorg straks een prioriteit te maken.
- Ondanks alles hebben we als Belgen getoond dat we een weerbare samenleving hebben die ook grote schokken aankan. De coronamoeheid slaat nu wel toe maar we hebben met de hele bevolking dingen gerealiseerd die velen vroeger nooit voor mogelijk hadden gehouden.
Dat alles neemt natuurlijk niet weg dat de covidcrisis heel veel levens heeft geëist en heel veel menselijk leed heeft veroorzaakt. Bij elk overlijden blijven mensen achter die verder moeten met hun verdriet en het gemis. We zullen als samenleving een manier moeten vinden, wanneer dit achter de rug is, iedereen die we verloren hebben aan COVID-19 collectief te herdenken en de nabestaanden troost te bieden.
Zo meteen ga ik naar een aantal van uw concrete vragen, maar eerst wil ik nog absoluut de diensten bedanken met wie ik heb samengewerkt in de strijd tegen het virus. Samen met de mensen in de zorgsector hebben ze letterlijk dag en nacht het beste van zichzelf gegeven en doen dat vandaag nog altijd. Dat klinkt misschien evident, maar dat is het allerminst. Het gaat over een aaneenschakeling van lange dagen vol menselijk leed.
En dat niet alleen. Door de omvang van de crisis werd en wordt alles uitvergroot. Dat is logisch, maar het brengt een bijkomende druk met zich mee. Zeker in het begin moesten er beslissingen genomen en uitgevoerd worden op basis van onvolledige of zelfs afwezige informatie. Enorm ingrijpende beslissingen die vaak het leven van heel veel mensen volledig overhoop gooiden. Die combinatie van impact van beslissingen en de onzekerheid die ermee gepaard gaat, weegt op een mens.
Ik wil dan ook al die mensen oprecht bedanken:
- alle zorgverleners
- iedereen bij de FOD Volksgezondheid, Sciensano, het FAGG en het Kenniscentrum, maar ook bij het Riziv. Zij zijn hier niet aan bod gekomen in deze commissie, maar ze hebben bergen werk verzet om de zorgsector te ondersteunen: denk bijvoorbeeld aan hoe ze in een ijltempo teleconsultaties mogelijk hebben gemaakt voor verschillende zorgberoepen, in een correcte vergoeding hebben voorzien voor coronaconsultaten, een compensatieregeling voor beschermend materiaal hebben uitgewerkt voor alle zorgverleners, ervoor hebben gezorgd dat te midden van al het ander werk de alle tarievenakkoorden verlengd werden zodat de toegankelijkheid van zorg gewaarborgd bleef voor de patiënt, etc.
- Ook de vele medewerkers van sectorfederaties en beroepsverenigingen wil ik bedanken.
- Allemaal: merci. Ik hoop heel hard dat als dit achter de rug is, jullie écht de tijd krijgen om op adem te komen.
- Hetzelfde wens ik de virologen en andere experten toe die de verschillende overheden in ons land nu al maanden bijstaan met advies. Allemaal hebben zij hun familiale en sociale leven on hold gezet, en dat nu al maanden aan een stuk. Zoiets kunnen en mogen we niet voor vanzelfsprekend nemen.
Ik wil ook de mensen bedanken met wie ik op andere domeinen heb samengewerkt. Op mijn “eigen” departementen Asiel & Migratie en Sociale Zaken, maar ook op de departementen van andere ministers in de federale regering. Allemaal hebben zij kei- en keihard gewerkt, velen onder hen tot op vandaag. Dit is dan wel een commissie die vooral aandacht heeft voor Volksgezondheid, maar ze verdienen het absoluut om hier ook genoemd te worden. De coronapandemie is zoveel meer dan een gezondheidscrisis. Het is een totaalcrisis die onze samenleving in haar geheel raakt. Het onderscheid tussen heel wat departementen wordt op zo’n moment voor een stuk kunstmatig.
- Met de mensen van de Dienst Vreemdelingenzaken, het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen en mijn kabinet hebben we bijvoorbeeld zeer snel een coronabeleid opgezet in de asielcentra. Dat heeft ervoor gezorgd dat er vanuit die centra nooit besmettingshaarden zijn kunnen ontstaan.
- Met de mensen van de FOD Sociale Zekerheid, de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en mijn bevoegde beleidscel hebben we in een mum van tijd een reeks maatregelen rond extra sociale bescherming genomen. Daardoor hebben we de negatieve impact van de crisis voor veel mensen kunnen afzwakken. Denk bijvoorbeeld aan de corona-afbetalingsplannen, het betalingsuitstel RSZ voor zelfstandigen, het sociaal akkoord voor de ziekenhuizen, enzovoort. Daar hebben we de crisis natuurlijk niet mee opgelost, maar we hebben de gevolgen ervan wel kunnen indijken.
[korte adempauze]
Voorzitter,
Collega’s,
Ik wilde absoluut deze inleiding geven omdat ze de context schetst waarbinnen alles zich heeft afgespeeld en zich vandaag nog steeds afspeelt. Nu ga ik de vragen behandelen die u heeft gesteld.
Mijn antwoorden heb ik deze morgen overgemaakt aan het commissiesecretariaat.
Ik wil van deze gelegenheid dan ook gebruik maken om de mensen van de diensten, de tolken, het commissiesecretariaat te bedanken voor het puike werk dat zij de afgelopen maanden hebben geleverd.
Jullie zullen allicht gemerkt hebben dat ik de verschillende vragen gehergroepeerd heb volgens verschillende thema’s. Ik overloop ze graag even met u.
Vooreerst het institutionele.
Ik vind dit belangrijk, immers dat is het kader waarin we tijdens deze crisis hebben moeten werken. Iedereen weet dat we in ons land een complexe structuur hebben, ik heb er trouwens nooit een geheim van gemaakt dat deze structuur en daaraan gekoppeld de versnippering van bevoegdheden op vlak van Volksgezondheid in ons land een krachtdadig beleid bemoeilijkt.
Een tweede bundel vragen behelst de besluitvorming.
Ik heb doorheen deze crisis getracht de organen voor het gezondheidscrisisbeheer zoals voorzien in de regelgeving (m.n. het Protocolakkoord van 5 november 2018) zoveel mogelijk hun rol te laten spelen en zelf geen nieuwe formele organen bij te creëren.
Een derde reeks vragen behelst de pre-federale fase.
Het is voor wat de beslissingen die in deze periode zijn genomen (van 18 januari, datum waarop we eerste bericht kregen, tot 10 maart 2020) vooral zaak om ze te beoordelen aan de hand van de informatie die toen beschikbaar was en een zeker wetenschappelijk gewicht had. Achteraf kan men natuurlijk wijzen op signalen die de experts op wiens advies ik voortging, of ikzelf, hadden moeten opvangen.
Een vierde module gaat over de ziekenhuizen.
Tijdens de voorbije regeerperiode heb ik het initiatief genomen om samen met de deelstaten het normatieve kader rond de noodplanning van de ziekenhuizen te versterken. Dit kader zit vervat in het Protocolakkoord van 24 oktober 2016 tussen de federale regering en de overheden bedoeld in art. 128, 130, 135 en 138 van de Grondwet, over de ziekenhuisnoodplanning.
De ziekenhuisnoodplannen moeten het hospitaal voorbereiden zowel op interne incidenten met een potentieel grote impact (stroomonderbreking, chemisch ongeval, ziekenhuisbacterie…) als externe (bv. kettingbotsing, overstroming, aanslag…).
Een vijfde luik antwoorden behelst een aantal structurele aspecten.
Toen ik aantrad als minister van Volksgezondheid werd de groeinorm voor de gezondheidszorg vastgesteld op 1,5%. In 2014 bedroeg het federaal budget voor de gezondheidszorg 22,4 miljard euro en in 2016 circa 23,6 miljard euro. Vier jaar later, voor de uitbraak van de coronacrisis, bedroeg dat budget ruim 27,6 miljard. De belangrijkste besparing in 2017 had als hoofddoel om de budgettaire objectieven die aan het begin van de regeerperiode werden afgesproken, te respecteren.
Een zesde deel gaat over de woonzorgcentra.
Conform de verdelingen van de bevoegdheden na de verschillende staatshervormingen zijn het de Gemeenschappen die krachtens artikel 5 van de Bijzondere Wet tot Hervorming van de Instellingen voor de persoonsgebonden aangelegenheden bevoegd zijn. Dat is te meer het geval voor wat betreft de ouderenzorg. De Bijzondere Wet artikel 5 vermeldt als persoonsgebonden aangelegenheid: “het beleid betreffende de zorgverstrekkingen in oudereninstellingen, met inbegrip van de geïsoleerde geriatriediensten.” Bovendien geldt onder deze bevoegdheid ook: “Het bejaardenbeleid met uitzondering van de vaststelling van het minimumbedrag, van de toekenningsvoorwaarden en van de financiering van het wettelijk gewaarborgd inkomen voor bejaarden.”
Een zevende deel gaat over de uitgestelde zorg.
Bij het ingaan van de actieve ziekenhuisnoodplanning heb ik gevraagd de niet-dringende zorg uit te stellen, doch alle (levens)noodzakelijk behandelingen zoals chemotherapie, katheterisatie, etc. te blijven garanderen.
Een achtste luik betreft de maskers.
Over de strategische stock van mondmaskers is al enorm veel gezegd en geschreven. Juiste dingen maar ook veel zaken die helemaal niet kloppen. In mijn inleiding heb ik het thema al kort aangehaald, in dit luik heb ik de tijd genomen om jullie alle details te vertellen die ik ken.
Een negende reeks antwoorden gaat over de labo’s en hun financiering.
Een tiende bundel antwoorden betreft de communicatie.
Hiervoor deed ik geen beroep op externe experten. Doorheen de crisis hebben we op vlak van communicatie geleerd dat, naarmate de pandemie langer duurt, er meer aandacht moet zijn voor motivatie en gedragspsychologische inzichten.
Een elfde en laatste luik tot slot behandelt de vaccinatie.
Ons land heeft bijgedragen om een goed klimaat te creëren om vaccinatieontwikkeling in Europa te faciliteren. De voornaamste maatregelen zijn :
- Het reeds bestaande gunstig regime voor klinische studies fase I, II en III.
- Vaccins als speerpunt van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) dat wetenschappelijk advies levert en als referentielidstaat voor vaccins wordt beschouwd.
- Een investering van € 20 miljoen in een ULB-UA In Human Challenge Vaccinatiecentrum.
- België neemt deel aan het donorinitiatief van de EU Commissie met oog op het ontwikkelen van een vaccin en draagt 27 miljoen euro bij.
Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil hierbij afronden en jullie nu de gelegenheid bieden om aanvullende vragen te stellen.