“Wat Francken niet deed in enkele maanden, doe ik in enkele weken. Dat is het verschil tussen werken en tweeten”

Geplaatst op 02 februari, 2019 om 18:24

“Ik werk nog altijd het liefst in de ­schaduw”, zegt Maggie De Block in Het Nieuwsblad vandaag. Maar sinds ze in de minderheidsregering plots opnieuw Asiel en Migratie op haar bord kreeg, is Maggie De Block (Open VLD) weer overal. Handig, nu de kiescampagne zich op gang trekt? “Dat heeft er niets mee te maken. Ik heb me voorgenomen om gewoon voort te werken. Maar ik mag de dingen toch benoemen? De problemen waar ik nu voor sta, waren er al in de zomer. Mijn voorganger heeft ze genegeerd.”

Toen komiek Wim Helsen onlangs zijn laatavondprogramma Winteruur inleidde met de boodschap hoe gezond lachen is, was dat niet om zijn publiek te stimuleren om nog wat meer met zijn moppen te lachen. Neen, naast Helsen op de sofa zat die avond Maggie De Block. De minister van Sociale Zaken, Volksgezondheid en sinds kort ook Asiel en Migratie lanceert om de haverklap een lachsalvo. Miserie of geen miserie.

“Van lachen word je vrolijk”, zegt ze. “Na een woelige periode toen ik staatssecretaris voor Asiel en ­Migratie was, vroeg iemand mij wat er moest ­gebeuren vooraleer ik zou opstappen. Ik heb geantwoord: Wanneer ik niet meer kan lachen. Dat zou betekenen dat ik een verzuurd mens aan het worden ben. Zolang ik kan lachen, kan ik dus in de regering blijven .” (lacht)

De dag dat N-VA besliste om de regering te verlaten, bleek een godsgeschenk voor De Block, die ondanks haar superportefeuille de voorbije jaren wat was weggedeemsterd. “Ik zie dat niet zo. Ik heb ook niet ja of neen kunnen zeggen tegen Asiel en Migratie. De premier heeft me zelfs niet gevraagd of ik het er nog kon bijnemen. Binnen de regering was ik de enige die het departement al onder mijn hoede had gehad. In 2014 heb ik het regeerakkoord over asiel en migratie ook mee onderhandeld. Het was in grote lijnen mijn beleid dat zou worden voortgezet.”

Toch gooide u op uw eerste dag al meteen het roer om.

“Elke maandagmorgen is er een vergadering met de verantwoordelijken van Fedasil, de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) en het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen. De eerste vraag die ik kreeg, was of ik de quota voor asielzoekers zou behouden die Theo Francken (N-VA) in het leven had geroepen. Ik kon niet anders dan neen antwoorden. Want het was een onwettige maatregel, wat twaalf dagen later ook bevestigd werd door de Raad van State. Het eerste wat ik gedaan heb, was ervoor zorgen dat iedereen die asiel wilde aanvragen dat ook weer kon. Dat is de lijn die ik altijd heb aangehouden. Mijn voorganger is daarvan afgeweken.”

U trof een “departement in crisis en chaos aan”, zei u. Was dat niet wat hard voor uw voorganger?

“De opvang was in chaos. De mensen lagen op straat en op de stoep. Er werd gevochten omdat de alleenstaande mannen, in tegenstelling tot de meest kwetsbaren zoals ouders met kinderen, geen aanvraag konden doen. Ik kon daar niet bij, dat mensen belet werd om asiel aan te vragen. Dat lost niets op, maar creëert net meer problemen. Of ze hun asiel dan uiteindelijk krijgen, is nog iets helemaal anders. Maar aanvragen is en blijft een recht. De opvangcentra zaten bovendien overvol.”

Was de regering daar niet van op de hoogte?

“We vermoedden wel dat er iets gaande was, omdat Francken die quota had ingesteld. Op mijn eerste dag bleek dat Fedasil al maanden nota’s had gestuurd naar het kabinet met de vraag om meer opvangcapaciteit. Maar die werden gewoon geklasseerd. De weinige mensen die hier al op mijn kabinet waren, zijn meteen aan de slag gegaan om de meest schrijnende situaties aan te pakken en een centrum in Lommel te openen.”

“Een ander probleem is nu dat er door die hogere instroom sinds de zomer ook extra mensen nodig zijn bij DVZ en het Commissariaat-Generaal om interviews te doen en dossiers te verwerken. Vandaar dat ik meer personeel gevraagd heb op de ministerraad. Anders blijft de achterstand ­oplopen.”

Even later was er de affaire met de humanitaire visa, waar een tussenpersoon en N-VA-gemeenteraadslid veel geld voor zou hebben gevraagd.

“Ik viel al om van verbazing toen ik hoorde dat er voor bepaalde groepen louter op één tussenpersoon werd vertrouwd. In mijn periode als staatssecretaris heb ik dat nooit gedaan. Alle dossiers werden altijd doorgestuurd naar de bevoegde administraties om te onderzoeken of het wel om mensen ging die in aanmerking kwamen. Dan pas kan je als staatssecretaris of minister je discretionaire bevoegdheid gebruiken, op basis van het dossier. Toen ik in 2013 ­besliste dat Navid Sharifi hier niet kon blijven en terug moest naar Afghanistan, vroeg iedereen mij waarom ik zijn dossier niet goedkeurde, aangezien hij ook een humanitaire regularisatie had aangevraagd en ik dus de macht had om hem hier te laten. Maar ik wil geen Romeinse keizer zijn die zomaar zijn duim omhoog of omlaag moet doen. Ik baseerde mij ook toen op de adviezen van mijn administratie.”

Zullen de humanitaire visa niet altijd gezien worden als een systeem van willekeur?

“Zoals het gebruikt werd de afgelopen jaren, hangt er minstens een parfum van cliëntelisme rond. Maar het zou erg zijn om het kind met het badwater weg te gooien. Ik blijf het een goede ­oplossing vinden voor kwetsbare mensen die op geen enkele andere manier een visum kunnen krijgen. Het is een beetje macht die je als minister alleen hebt. Daar moet je zuinig en verstandig mee omspringen. Ik heb er ook geen probleem mee om er zeer transparant over te zijn.”

U kreeg deze week felle kritiek van N-VA omdat u de Marokkaan Mustapha Bali, die als uiterst gevaarlijk wordt beschouwd, niet naar Marokko kon terugsturen en hij hier op vrije voeten kwam.

“Mijn voorganger heeft zelf zeven maanden lang geprobeerd om voor hem een laissez-passer te krijgen van de Marokkaanse overheid, maar ze willen hem niet terug. Francken mag dan wel zijn Belgische verblijfsvergunning hebben ingetrokken, hij is wel hier geboren en opgegroeid. Dus zeggen ze in Rabat: Hij is van jullie. Nu verblijft hij hier dus illegaal en zou hij zelf naar ­Marokko willen. Maar ondertussen heeft hij via zijn advocaat ook een humanitaire regularisatie aangevraagd. (lacht) Ik denk toch…”

… dat het duimpje naar beneden zal gaan?

“Waarschijnlijk zal ik er niet te lang over ­moeten nadenken. Maar ook hier geldt dat de diensten het eerst zullen onderzoeken.”

Heeft u zich, met de campagne in zicht, voorgenomen om wat meer in het voetlicht te treden?

“Neen, dat heeft er niets mee te maken. Ik wil net zoals de vorig keer gewoon voortwerken tot het einde van de legislatuur. Dat doe ik nog altijd liever in de schaduw dan dat ik interviews geef. Maar ik wil me ook niet wegsteken voor alle ­vragen die ik krijg over Asiel en Migratie.”

U bent voor uw doen wel heel scherp voor N-VA.

“Ik heb bijvoorbeeld goed samengewerkt met N-VA-ministers Johan Van Overtveldt en Jan Jambon, maar uit de regering stappen omwille van een puur strategische ingeving van de partij? Dat doe je niet. Een minister loopt niet weg van zijn verantwoordelijkheid. Zelfs als het kot hier in brand staat, werk ik altijd mijn agenda af.”

Had u op voorhand al de indruk dat N-VA iets zocht om de regering vroegtijdig te laten vallen?

“Neen. In de zomer waren daar even geruchten over, maar zijn we blijven regeren. Op het ­moment dat Bart De Wever de premier zijn marionet noemde, was het wel duidelijk. Achteraf gezien denk ik wel dat N-VA – als het niet over het Migratiepact was geweest – altijd wel iets had gevonden.”

Ook uw voorzitster Gwendolyn Rutten pikte er Francken uit in haar nieuwjaarsspeech. Jullie rekenen erop dat het kan lonen om de populairste politicus van de grootste partij aan te vallen?

“Het is geen aanval maar een verdediging. Ik kreeg meteen nadat ik overnam het verwijt dat ik alle poorten openzette en alle ontradingsacties om naar hier te komen stopzette. Terwijl DVZ die ene gecontesteerde ontradingscampagne al had stopgezet voor ik aan de slag was en ik zelf altijd heb ingezet op ontradingscampagnes. Ik moet al die beschuldigingen toch niet pikken? En we mogen de zaken toch benoemen zoals ze zijn? Alle problemen die ik nu heb, waren er al van in de zomer. (fel) Ik ben niet onder de indruk van wat Francken mij voor de voeten werpt. Ik moet van hem nu een plan van aanpak maken. Wel, mijn plan is al gemaakt. Wat hij maanden genegeerd heeft, heb ik gedaan in een paar weken. Dat is het verschil tussen werken en tweeten.”

Klopt het dat N-VA bij de coalitiebesprekingen in Merchtem gevraagd heeft dat u zou stoppen als ­minister en burgemeester zou worden?

“Ze hebben dat niet gevraagd maar geëist. Ze wilden zelfs dat ik al op 1 januari burgemeester zou worden, niet eens na het einde van de legislatuur. De afdeling zei dat ze gesteund was door Ben Weyts, die dat achteraf ontkende, maar die me wel zei dat het heel gevoelig lag. Ze hebben geprobeerd om zonder ons een coalitie te maken, maar aangezien wij 36 procent hebben, was dat niet simpel. En dan heb ik in plaats van met N-VA met CD&V een meerderheid gevormd.”

U haalde als lijsttrekker maar de helft van de voorkeurstemmen van uw broer in 2012. Had u dat verwacht?

“Mijn broer was een heel goede burgemeester en hij heeft er ook vier legislaturen over gedaan vooraleer hij zijn topscore in 2012 behaalde. Ik probeer wel altijd mijn boodschappen in Merchtem te doen, maar voor de rest ben ik vooral vroeg weg en laat thuis. De mensen geloofden blijkbaar niet dat ik het ministerschap zou laten staan om burgemeester te worden.”

Jullie verloren 12,5 procentpunten.

“We kwamen ook van 49 procent, en er waren een paar oudere sterkhouders die een stap terugzetten. Dat was ook de reden waarom ik de lijst getrokken heb.”

U bent een nationaal boegbeeld. Dat moet toch een deuk geven in uw zelfvertrouwen?

“Neen. Een lokale campagne kan je niet vergelijken met een nationale. Ik heb ook nauwelijks campagne gevoerd. Alles op het kabinet liep hier gewoon door.”

Open VLD Nationaal stelde vorige week de lijsttrekkers voor.

(Zucht) “Normaal gezien is dat een prachtig ­moment, ware het niet dat Philippe De Backer ’s ochtends gebeld had dat hij het niet meer zag zitten. Als partij moeten we dat respecteren. Omdat het geen goed moment was om mee te delen dat hij wilde stoppen, heeft hij eerst nog gedacht dat hij misschien toch nog een verkiezing kon trekken. Maar na enkele gesprekken met zijn getrouwen, onder wie zijn vrouw, heeft hij beslist dat hij geen lijst kon samenstellen en motiveren als hij wist dat hij zelf niet zou blijven. Hij heeft voor zichzelf moeten kiezen. Ik vind het ook dapper. In Nederland gebeurt dat veel vaker.”

Vanuit de partij was er geen vertrouwenssignaal gekomen: hij mocht eerst geen lijsttrekker worden.

“Dat klopt niet. Philippe ging akkoord om op de tweede plaats te gaan staan als de persoon boven hem iemand was in wie hij zich kon vinden. Alleen kon hij zich niet meer opladen om zelf de lijst te trekken. Al de rest is zoeken naar ver­halen.”

Rutten wilde wel per se een vrouwelijk wit konijn. Denkt u nu niet: “Gwendolyn, los het maar op?”

“Ik vind het goed dat de voorzitter de lijsttrekkers aanduidt. Vroeger namen andere partijen al deel aan debatten terwijl wij nog bezig waren met de procedure wie lijsttrekker zou worden.”

Die in Antwerpen voor de Kamer is er nu ook nog niet. Komt daar nog iemand die zijn voet kan zetten naast de concurrentie?

“Antwerpen is voor ons nooit gemakkelijk geweest. Ik denk wel dat sommigen die kans zullen grijpen. De partij zal zorgen voor een waardige vervanger. We hebben er alleen geen deadline op gekleefd.”

De Backer kon er misschien mee leven. Maar de ­Antwerpse afdeling is wel razend dat Rutten een ­buitenstaander op kop wilde zetten.

“De Antwerpse afdeling is niet de Antwerpse kiezer. In elke partij zijn er afdelingen waar het kopstuk niet op een prominente plaats staat. En overal zijn ze daar ontevreden over.”

U verwijst zelf graag naar de periode dat u huisarts was. Hoe vaak denkt u: “is dit het allemaal wel waard?”

“Mijn kinderen zijn volwassen. Ik moet niet worstelen met de combinatie werk en gezin. ­Philippe heeft een baby en een peuter. Zijn vrouw werkt ook.”

Uw man niet meer?

“Hij moet werken van mij. (lacht). Hij is 64, hij zou met pensioen kunnen gaan. Maar hij werkt nog graag. Het zou toch raar zijn mocht hij nu om vijf uur bellen om te vragen wanneer ik thuis kom? Op het moment dat je kinderen het huis uit zijn, kan je je vleugels weer uitslaan. Voor mezelf heb ik uitgemaakt dat ik – wat er ook gebeurt – niet opnieuw huisarts kan worden. Het zal in mei acht jaar zijn dat ik eruit ben. Voor de pa­tiënten zou het waarschijnlijk geen goede zaak zijn als ik opnieuw begon, ook al zijn er nog altijd die daar om vragen.”

Wil u in de volgende regering opnieuw minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken worden?

“Als ik mag kiezen, ja.”

Etienne Vermeersch is onlangs overleden en…

“Ik heb hem eens uitgenodigd toen ik staatssecretaris voor Asiel en Migratie was geworden. Hij was voorzitter geweest van de commissie over de gedwongen repatriëringen, die was opgericht na de dood van Semira Adamu. We hebben toen een paar uur gesproken. Ik vond hem een heel aangename man.”

Ik begin erover omdat jullie op dezelfde manier naar de dood keken. Hij snapte niet dat iemand daar bang voor kon zijn.

“Ik ook niet. Als je geboren wordt, kom je op de wereld. Als je sterft, ga je er weer af. Dat is iets naturel. Je kan alleen niet bepalen wanneer je geboren wordt. Soms denk ik dat ik liever in de tijd van Rubens zou zijn geboren. Dan stond ik nu op een schoon schilderij.” (lacht)

Heeft u die angst voor de dood nooit gehad?

“Nee. Misschien is dat ook omdat ik als jong kind mijn vader weggerukt zag worden uit het ­leven, na een verkeersongeluk. Ik ben al blij dat mijn kinderen nu bekwaam zijn om zonder mij verder te gaan. Bij ons was dat niet het geval. ­Gelukkig hadden wij een flinke en optimistische moeder die ons erdoor geloodst heeft. Toch blijf ik de dood iets evidents vinden. Dat wil niet zeggen dat je geen verdriet hebt als iemand sterft, maar ik blijf daar redelijk nuchter in. Je rouwt en maakt er het beste van. Ze komen toch niet terug. En niemand wil voor eeuwig leven? Of wel?”

En wat zegt uw man als u dat zegt?

“Hij zegt dat hij hoopt dat ik hem minstens een dag overleef, want dat hij alleen zijn plan niet kan trekken. (schatert) Dat is nog waar ook.”